Open brief aan minister van Justitie Vranckx

11 juni 1970

Mijnheer de Minister,

In de kranten lees ik het verslag over de interpellatie van dr. Ballet in de Senaat. Deze gold het geval van de zopas overleden Vlaamse schrijver Roger Van de Velde.

U hebt er op gewezen, dat Van de Velde een zeer gestoorde persoonlijkheid was. Als het ware voorbestemd om aan een verslavingsziekte te gaan lijden. Verder hebt U nogmaals Van de Velde’s misdrijven opgesomd. Deze misdrijven bestonden vooral uit het vervalsen van doktersvoorschriften, die hij tevoren ergens weggenomen had. Een woord aan een recept toevoegen, ergens ’n receptbriefje wegnemen: schriftvervalsing en diefstal! Ach, ik kan U nog meer vertellen, Mijnheer de Minister, op een bepaald ogenblik heeft Roger in de gevangenis zelfs persoonlijk zulke receptenbriefjes gedrukt!...

U schijnt het hem te verwijten, dat hij, zoals afgesproken, na zijn vrijlating onmiddellijk een dokter kontakteerde. Nochtans weet U heel goed, dat hij zich onder de hoede wenste te plaatsen van prof. Dr. Paul Ghijsbrecht, die in Oudenaarde woont. Er zijn een paar dagen overheen gegaan, vooraleer deze psychiater op zijn minst de ganse namiddag kon vrij maken, die nodig was om een eerste persoonlijke benadering tot stand te brengen. Ik zelf ben met de patiënt – laat mij hem zo noemen – naar prof. Ghijsbrecht gereden. Inmiddels was er ook een algemeen praktikus ingeschakeld, want onze man was zwaar verzwakt uit Merksplas teruggekomen. Kort daarop werd er een tweede psychiater bij het geval betrokken. Het leidde tot het besluit dat Roger – zonder meer dan een minieme hoop – naar een desintoxikatie-instituut zou gaan. Op de woensdagmiddag na zijn dood op zaterdagavond, zou hij met het oog hierop naar een gespecialiseerde instelling in Amsterdam vertrokken zijn. Want dergelijke instellingen vindt men in België niet.

Een zeer gestoorde persoonlijkheid hebt U gezegd. Mag ik U een pertinente vraag stellen, Meneer de Minister? Kunt U bewijzen, dat Van de Velde gestoord was, vooraleer hij Palfium begon te nemen? En indien hij een gestoorde was, bent U het er dan mee eens, dat wij hem als een zieke hoorden te beschouwen? Indien U het er met mij over eens bent, dat hij ziek was, is het dan billijk, dat die zieke in de gevangenis terechtkomt? Er zijn inderdaad psychiatrische afdelingen (dat kunt U lezen in Rogers novellenbundel Knetterende schedels) die in de gevangenissen van ons, doch men er in een geciviliseerd land (ronduit beschouw ik het huidige Belgie hoegenaamd niet als een geciviliseerd land) aan hoort te stellen?

Roger van de Velde een gestoorde? Ik ben geen psychiater. Maar tijdens de laatste weken van zijn leven heb ik praktisch dagelijks kontakt met hem gehad. Dat hadden de vrienden onder elkaar zo afgesproken. Welnu, Meneer de Minister, Van de Velde was geen gestoorde. Ik ken weinig mensen die even luciede zijn als hij. Het blijkt trouwens uit zijn klaar proza, dat slechts bij Elsschot of Gijsen zijn weerga vindt. Roger was een rustig, evenwichtig mens. Maar hij was ziek. Wanneer de verslavingsziekte de klauwen in hem sloeg moest hij, koste wat wou en tegen beter weten in, het moorddadig goedje hebben om te proberen er voor een korte tijd de helse kwelling onder te krijgen, die door het ontbreken van het desbetreffende gift in het bloed van de zieke wordt veroorzaakt.

U zult mij antwoorden (enfin, mocht U mij een antwoord waardig achten), dat ik door wat hierboven staat, uw stelling bijtreedt en er onbewust de nadruk nog sterker op leg, dat Van de Velde inderdaad een gestoorde figuur was. Neen, Mijnheer de Minister, hij was ziek, gewoon ziek, ziek als een kankerleider, ziek als een slachtoffer van multiplesclerose. Hoe kwam hij aan die ziekte? Doordat hem jaren geleden met de zegen van de faculteit Palfium was voorgeschreven, dat toen nog als een panacee tegen alle pijnen gold. Roger kon het, mogelijke reglementen ten spijt, net zo makkelijk kopen als een buisje Aspirine. Als zijn door twee maagoperaties veroorzaakte pijnen niet meer hoefden onderdrukt te worden, was hij een volslagen geintoxikeerde. Te laat wed door de bevoegde (?) kontrolediensten ontdekt, dat Palfium een van de zwaarste verdovende middelen is, die men ooit heeft ineengeprutst.

Maar onze brave kerel, die een vrouw en drie, gelukkig volwassen kinderen nalaat, kon het toen al niet meer missen. Zo begint het verhaal over die schriftvervalsing.

Spijtig genoeg hebben Rogers verdedigers op de onverantwoordelijkheid gespeeld. Zo kon bij iedere volgende onvermijdelijke missstap van de zieke de wet op het sociaal verweer (of hoe dat ding heten mag) ingeroepen worden. Zo kwam hij telkens weer achter tralies zonder behandeld te worden. Soms belandde hij onder bandieten en moordenaars, dan weer onder krankzinnigen en homosexuele prostituees.

Op het laatst is Van de Velde in Merksplas inderdaad fatsoenlijk behandeld geworden, dank zij een humaan direkteur en een personeel, dat diens voorbeeld gelukkig navolgde. Maar daarvoor, Mijnheer de Minister, wat is er daarvoor met deze misschien zwakke (hoe was hij voor het gebruik van Palfium, staat ook dat in de dossiers?) maar volstrekt normale en volwaardige mens gebeurd? En kijk, Mijnheer de Minister, uw uitspraken zijn vooral zo pijnlijk, omdat wij – enkele vrienden – er volop mee bezig zijn, er Rogers kinderen van de overtuigen, dat zij nooit, maar dan ook nooit (wij menen het van harte!) over hun dode vader zullen moeten beschaamd zijn. Integendeel: zij moeten trots op hem zijn, want hij was een van de beste prozaschrijvers uit de laatste decennia.

Ik vind het niet prettig U dit alles te moeten schrijven, Mijnheer de Minister. Het is zelfs in strijd met de initiale afspraak, welke door drie vrienden, die zich niet gemakkelijk door blabla uit het veld laten slaan, gemaakt werd om het geval van Roger Van de Velde vooral buiten de publiciteit te houden. Onze actie is nooit tegen U gericht geweest. Het is echter een moeilijke tijd voor ministers. U staat daar met de Augiasstal, door haast 150 jaar Belgische mediokriteit nagelaten. U zelf hebt de eerlijke strijd aangebonden met de huichelarij rondom het begrip van de vrijheid, die vooral de vrijheid van handelaars in verdovende middelen, louche uitgevers, lepe sjacheraartjes en geestelijk onvolwassenen is. En nu staat daar een geleerde als Pater Karel van Isacker met de onweerlegbare bewijzen te zwaaien, dat er na de bevrijding een vrouw willens en wetens door het gerecht werd vermoord en dat de verantwoordelijke op dit ogenblik een vrij belangrijke plaats in het gerecht bekleedt. Er zijn nu eenmaal ogenblikken, dat ontladingen beter zijn dan de dekmantel van het respekt voor het gezag.
Roger Van de Velde werd het slachtoffer van de klungeligheid van dit land. Laten wij hopen, dat hij niet helemaal voor niets is gestorven. Al was het maar, dat er inderdaad, zoals U het belooft, een adekwate kliniek voor zieken als hij tot stand moge komen. Voor hem heeft het geen belang meer. Maar wel voor hen, die voor zijn genezing, voor zijn leven ook gevochten hebben.

Deze brief wordt U geschreven door een man, die her dezelfde ideologische overtuiging op nahoudt als U, Mijnheer de Minister. Zulks moge een bewijs zijn voor de oprechtheid, waarmee hij tot stand kwam. Maar men kan nooit weten. Misschien ben ik te zeker van mijn stuk. Misschien kan deze te goeder trouw geschreven brief mij vroeg of laat duur te staan komen, zij het niet door uw tussenkomst. Welnu, Mijnheer de Minister, ik roep U tot getuige, dat ik mij dan zal verdedigen met alle middelen, die tot mijn beschikking staan. Te land, ter zee en in de lucht. En ik zal het van de daken schreeuwen, mocht hoe dan ook blijken, dat zij, die zich inzetten voor de nagedachtenis van onze betreurde Roger, zulks niet in volle veiligheid kunnen doen. En ik kan bijzonder hard schreeuwen, als het nodig is.

Aanvaard, Mijnheer de Minister, de uitdrukking van mijn oprechte hoogachting.

Hubert Lampo

04-06-2012